Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen (1801-1852)
ENKHUIZEN – Een groot aantal familieportretten, vererfd via verschillende Van Loosen-geslachten als de verzameling van Dirk Semeijn van Loosen (1696-1757) was uiteindelijk terecht gekomen bij Margaretha Maria Snouck van Loosen, ongehuwde dochter van Samuel Snoeck en Cornelia Petronella van Loosen.
Margaretha overleed op
30 oktober 1885 op 78-jarige leeftijd in het historische Van Loosen-pand aan de
Dijk te Enkhuizen als laatste van de eenmalige Snouck van Loosen familie, een naam die haar
vader had gekocht. Haar enorme vermogen, hoofdzakelijk verkregen door de
slavenhandel van twee geslachten voorouders (overgrootvader en grootvader
Van Loosen), en door haar vader. Allen werkten samen onder de naam van de
West-Indische Compagnie en de beruchte Enkhuizer slavenhandelaars Gebrs. Haak
en verscheepten duizenden slaven van Fort Elmina naar o.a. Suriname en
Curaçao ( zie https://www.genealogieonline.nl/de-familie-snouck-van-loosen/ ).
Dat vermogen viel in
handen van de aandelenmakelaars Lakenman en Wendelaar, die de opdracht kregen
om een fonds voor weldadige doelen te stichten en als Beheerders daarvan op te
treden. Zo werd het Snouck van Loosen
Fonds in 1890 opgericht.
In het Nieuws van de
Dag van 19 december 1885 werd bericht dat door de Beheerders van de erfenis op
een veiling van schilderijen van de familie Alewijn een
schilderij van de overleden Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen
(zuster van Margaretha) was gekocht voor de belachelijke prijs van 4010 gulden,
terwijl het geen 25 gulden waard zou zijn. De reden was dat het schilderij dat
buiten de boedel was gebleven tegen elke prijs verkregen moest worden.
Margaretha, de erflaatster, had namelijk testamentair opdracht gegeven alle
familieportretten te verbranden. Dit verhaal is tot vandaag toe een eigen leven
gaan leiden en wordt door de meest onnozele figuren herhaald en aangedikt. Dat
verhaal moet zijn ontstaan bij de eerste Beheerders, die als eigenaren van het
Fonds handelden en die zonder enige toezicht opereerden. Zo schreef Nederlands
beroemde kunstkenner Dr. Ekkart in 1998 in de jaaruitgave Steevast” Tot de
nalatenschap van Mej. Snouck van Loosen behoorde ook de volledige inboedel van
het huis aan de Dijk met inbegrip van de daar aanwezige familieportretten en
andere schilderijen. De “gewone” schilderijen moesten krachtens haar
testament worden verkocht, maar voor de familieportretten had zij bij
onderhandse wilsbeschikking bepaald dat zij na haar dood zouden moeten worden
verbrand”. En deze flauwekul van de Professor blijft doorleven in zijn publicaties.
Deze leugens staan ook nog steeds op de website van
Oud-Enkhuizen, hoewel er een aantekening was toegevoegd waarin wordt verwezen
naar het volledige testament van de erflaatster op bovengenoemde website.
Daarin komt het verhaal van de verkoop van de gewone schilderijen en het
verhaal van het verbranden van de familieportretten in het geheel niet voor.
Ook bestaan er geen
andere wilsbeschikkingen van de erflaatster, want het Nieuws van de Dag
berichtte op 20 juni 1888 dat op de zitting van de Rechtbank in Alkmaar de
Beheerders van de erfenis moesten aantonen dat Margaretha Maria Snouck van
Loosen het testament zelf had geschreven en zij daarvoor andere documenten van
de erflaatster moesten voorleggen om een vergelijking te kunnen maken. De
Beheerders hadden geen andere documenten dan de handtekening van de erflaatster
op het testament en dus is er nooit vastgesteld dat Margaretha zelf haar
testament geschreven had.
Wanneer wordt de vloek
van deze erfenis voor eens en voor altijd openbaar en worden er maatregelen genomen om tot
rechtvaardigheid en herstel te komen van haar laatste wil? Wanneer wordt het dode huis op de Dijk weer levend
en gebruikt ten behoeve van de burgers van Enkhuizen Zelfs de huidige Beheerders handelen nog
steeds als de eigenaren van het Fonds en reageren niet op de kritiek van de
hedendaagse generaties.